De reis van
de Marshall eilanden naar Tarawa (Kiribati) van 400NM hebben we in 4 dagen
gedaan. De eerste helft in ruim een etmaal, de andere helft in drie dagen. De
tweede helft hadden we last van de ITCZ (Doldrums) en hebben vanwege de
windrichting ook nog 60NM extra moeten varen. Uiteraard de nodige squalls, maar
de reis was plezierig.
Hierboven een beeld van het atol Tarawa.
Het hoogste punt is 3 meter boven zeeniveau, Tarawa wordt dus zeer bedreigd door de stijgende zeespiegel. Het einde van de bewoning is in zicht.
Als je bij Betio
(het hoofdeiland van het atol Tarawa) aankomt zie je een groot aantal scheepswrakken
liggen. Dat komt omdat er een uitgestrekt rif bij Tarawa ligt dat lastig
zichtbaar is, grote en kleine schepen hebben hier hun Waterloo gevonden.
Sommige schepen zien er nog prima uit, maar ze zijn kennelijk toch niet van het
rif af te krijgen. Zonde!
BATTLE OF
TARAWA
Op Tarwa is
in november 1943 een verschrikkelijke strijd gestreden tussen de Japanners en
de Amerikanen. De Amerikanen wilden de Japanners verdrijven van met name het
eiland Betio (3km lang en enkele honderden meters breed), op dat eiland zaten
2500 soldaten en 2200 arbeiders waarvan 1200 Koreanen. De Amerikanen kwamen met
heel veel materieel en 35.000 man. Er zijn circa 1200 Amerikanen gesneuveld en
ca 2500 gewond. Aan Japans/Koraanse kant zijn 4700 gesneuveld, bijna iedereen.
Als krijgsgevangene zijn 16 Japanse soldaten en 129 Koreaanse arbeiders
geregistreerd, de enige overlevenden. Ook zijn er 750 eilanders gesneuveld. Op
internet is veel te vinden voor de geïnteresseerde, wij laten het bij deze
korte vermelding.
Wij hadden
op de Marshalls een aantal cruisers gesproken, die al in de Kiribati geweest
waren. En ze waren het er zo ongeveer unaniem over eens, dat met name Tarawa
verschrikkelijk is. Betio is smerig, zwaar overbevolkt, maar de mensen zijn wel
aardig, zo was de opinie. Eigenwijs als wij zijn en vanwege het feit dat ik
graag een tussenstop wilde op de lange reis naar Fiji, zijn wij toch naar
Tarawa gegaan. En? Het eerste wat ons opviel is dat we mensen weer eens heel
hard hoorden lachen! Dat hadden we enorm gemist. Nadat de officials bij ons aan
boord gekomen waren, met een vissersbootje, gingen we aan land. Mensen waren
gelijk behulpzaam bij het parkeren van de dinghy. Eerst maar eens de stad in.
Het viel ons op dat er een keurige asfaltweg lag, met grotendeels een stoep
erlangs. Ja, er lag wel rotzooi, maar niet zo overdreven veel als verteld was.
Diegene die beweerde dat Betio de meest overbevolkte en smerige stad ter wereld
is, is duidelijk nooit in Azië geweest. Het viel ons enorm mee. Tijdens de
wandeling werd ons spontaan een lift aangeboden, de mensen groeten ons en
zwaaiden naar ons. Verschrikkelijk hier? Welnee, wat een onzin!
Vanuit Betio
zijn we doorgevaren naar de ankerplaats bij het Parlementsgebouw. Volgens de
pilots is daar een plaats waar je goed aan de kant kunt komen. Dat is namelijk
in Tarawa een probleem. Er liggen uitgestrekte zandplaten en riffen in het
atol, waardoor je zeker bij laagwater (haast) niet aan de kant kunt komen (je
moet 500 tot 1.000 meter uit de kant ankeren). Wij zagen toch ook daar
eigenlijk weinig mogelijkheden om aan land te gaan en zijn na 1 nachtje toch
nog verder door gevaren naar een ankerplaats bij het eiland Bikenibeu. Zuid
Tarawa wordt gevormd door ongeveer 5 grotere en kleinere eilanden, die d.m.v.
een weg met elkaar verbonden zijn.
Aan de
westkant van Bikenibeu hebben we geankerd. Daar was inderdaad een doorgang door
het rif, waar je met je dinghy doorheen kon. Onze dinghy hebben we aan een
bruggetje vastgelegd bij het Chatterbox café en zijn daar aan land geklauterd.
Wij werden door iemand van het eerder genoemde café opgewacht en welkom
geheten. Eerst daar maar eens een sandwich gegeten en wat te drinken genomen.
Van daaruit zijn we eerst gaan wandelen. Wat een mooi dorp en wat een relaxte
sfeer! Maar het valt vooral op dat hier een echt voetpad aangelegd is!
Verder valt
het op dat we werkelijk overal varkens zien
Helaas
zitten veel varkens met een kort touwtje aan een achterpoot vastgebonden. We
zien ook veel biggetjes. Schattig hoor!
We hadden
gehoord dat je naar Bairiki zou moeten om goed boodschappen te kunnen doen. Het
is zaterdag en dat schijnt daar een goede dag voor te zijn. We nemen daarom de
bus naar Bairiki. Er rijden continu busjes heen en weer. Je hoeft je hand maar
op te steken en je kunt voor iets minder dan 1 euro per persoon meerijden. Toch
wel iets van een 20km.
Nou was er
over Bairiki nogal hoog opgegeven als de enige goede plaats op Tarawa. Nou, dat
vonden wij nou weer niet zo geweldig. Alle plaatsen, ook Betio, zijn vrij
klein. De mogelijkheden om boodschappen te doen in Bairiki vielen nogal tegen.
De sfeer was echter wel weer prima. We zien veel mensen in het
gemeenschapshuis. Ze zitten allemaal gebogen over een stuk papier en we horen
iemand praten. Wat doen ze? Bingo! Dat zullen we later nog vaak zien. Het
schijnt dat de overheid het bingospelen ook stimuleert als goede manier van
fondsenwerving.
We wandelen
wat rond en besluiten dan wat in de richting van Bikenibeu terug te wandelen.
En er stopt een pick-up naast ons. Of wij misschien een lift achterin de bak
willen? Nou, graag! Samen met de zoon des huizes rijden we mee naar hun huis,
helemaal in Bikenibeu. Het blijkt dat ze een klein winkeltje aan huis hebben,
als bijverdienste naast hun gewone banen. Wij kopen daar o.a. kippenpoten uit
de vries. Verder brengen ze ons nog terug naar een grotere winkel verderop,
dichtbij onze dinghyplaats.
Deze winkel
is Europees uitgevoerd. En, ze hebben “mijn” ketjap!
Als we
terugkomen bij onze dinghy ligt die prachtig droog op het zand. Met het lijntje
naar de brug en het ankertje in de grond. Super grappig!
Omdat het
toch wel beperkt is om vanaf deze ankerplek aan de kant te komen en tevens
omdat de airport anchorage meer beschut is, besluiten we toch nog een stukje
door te varen. Op deze ankerplaats lig je ten oosten van Bikenibeu. Van hieruit
maken we mooie wandelingen.
Helaas is
het heel moeilijk om fruit en groenten te kopen op Tarawa. Op een wandeling
tussen de huizen door bij Bikenibeu zien we een dame water geven aan de
plantjes in haar moestuin. Je ziet maar heel weinig moestuintjes, dus dit is
heel bijzonder. Ik praat even met haar en ook met haar schoonzoon. Hij geeft me
5 mini paprikaatjes en een papaya mee. En ik mag er absoluut niets voor
betalen. Een kort gesprekje met zijn zoontje, die huppelend uit school komt en
vloeiend engels spreekt. En die dame? Die is, als ik het goed begrepen heb, de
eerst vrouwelijke minister op Tarawa geweest.
Dit kerkhof
zien we tijdens een van onze wandelingen. Bijzonder, die versiering van de
graven met gekleurde flesjes in de grond.
Tijdens een
andere, lange wandeling (ongeveer 11 km in de hitte), lopen we naar Noord
Tarawa.
Het valt ons
op dat de huizen er toch iets anders uitzien dan op Zuid Tarawa. Het is hier
ook netter; de mensen houden hun erf netjes aangeharkt. En ook hier zijn ze
allemaal even vriendelijk.
We lopen tot
we niet verder kunnen. Letterlijk! Als je verder wilt, kun je de “ferry” naar
Abatao nemen. Een bescheiden kano zet je dan over naar het volgende eiland.
Anders dan op Zuid Tarawa is er geen doorgaande weg die alle eilanden met
elkaar verbindt.
Deze
wandeling naar Noord Tarawa smaakt naar meer. We willen graag meer zien. Vlak
bij Bikenibeu hebben we een reisbureau gezien.
We waren
daar die ochtend al even naar binnen gelopen, om te informeren over de
mogelijkheden om met een ferry naar Noord Tarawa te gaan en om eventueel daar
te verblijven in een pension o.i.d. We weten namelijk dat het in Noord Tarawa
praktisch onmogelijk is om een goede ankerplek te vinden, waar je ook nog eens
naar de kant kunt komen. Super grappig, dit reisbureau organiseert alleen
internationale vluchten! Op de foto lijkt het nog wel wat, maar het was echt
een onaanzienlijk gebouw op een plek waar zeker niet veel mensen langs komen.
Ze waren wel super vriendelijk en gingen mailadressen et cetera voor ons zoeken
van pensions. Maar eigenlijk is dat dus niet hun “business”.
De ferry’s
naar Noord Tarawa gaan vanuit het eiland Bairiki. We nemen de bus dus nog een
keertje daarheen. We wandelen wat rond en gaan naar de werf, waar de ferry’s
vertrekken. We zien een lokale boot, maar nee, dat is de ferry niet. Er zitten
best al veel mensen, maar waar is de ticket office?
Ik besluit
het te gaan vragen aan een paar mannen, die aan een tafeltje zitten.
Grote
hilariteit: de man met het schriftje is
de ticket office! Het is een uur of 12 in de middag. Op de vraag hoe laat de
ferry vertrekt naar Abaokoro North Tarawa, zegt hij dat dat om een uur of 2 is.
Iedere dag? Ja, iedere dag. Nou, zo redeneren wij, als de ferry er iedere dag
rond dezelfde tijd kan komen, dan moet er wel een kanaaltje naar de kant zijn.
En dan kunnen wij daar dus ook met onze dinghy naar de kant. En kunnen we dus
met NOK naar Abaokoro! Wij vinden het nooit een prettig idee om ons schip
onbeheerd op anker achter te laten, dus met onze eigen boot gaan heeft echt de
voorkeur.
Zo gezegd,
zo gedaan. We vertrekken dus naar Abaokoro. We schuifelen voorzichtig tussen de
vele zandbanken en ondieptes door, tot we voor de kust van Abaokoro liggen. We
vinden daar een ankerplaats, die toch nog wel ver uit de kust ligt (1,2 km).
Een poos later horen we een pruttelend geluid. Een ferry, afgeladen met mensen,
gooit zijn anker vlak bij ons uit. Zou hij pech hebben? Na verloop van tijd
zien we de ene na de andere persoon uit de boot springen en richting kust
zwemmen c.q. waden. Wat blijkt? Ook de ferry kan alleen maar bij hoogwater in
de buurt van de kust komen. Alle andere keren moeten de mensen van of naar de
kust door het water waden, wel iets van 1 km. Niks kanaaltje dus!
De volgende
dag besluiten we toch ook maar een poging te doen om naar de kant te gaan. We
gaan zo’n beetje 3 uur voor hoog water. We stranden echter al snel met onze
bijboot; te ondiep. Dan maar door het water waden tot we aan de kant zijn. We
moeten iedere keer even wachten tot het water weer wat hoger komt, tot we
verder kunnen. Want de dinghy over het zand slepen, over een afstand van
ongeveer 1 km is toch ook geen optie.
Het stipje heel in de verte is ons schip |
We komen aan
in het dorp Abaokoro. Daar vinden we een paar nieuwe hutjes; 3 boven het water
en 3 op de kant. De 3 op de kant kunnen gehuurd worden om de nacht door te
brengen. Ook is er een winkeltje, kun je er eten en kun je er een motor huren.
Het verblijf voor 1 persoon per nacht is 5 Australische dollar; ongeveer €
3,25. Een diner kost 7 Australische dollar. Omdat het getijde ongunstig is,
besluiten we de nacht door te brengen in een van de hutjes.
De hutjes
zijn helemaal nieuw. De 3 hutjes boven het water zijn ook af, maar de brug er
naartoe nog niet. Daarom kun je die hutjes nog niet huren. De
eigenaar/beheerder van de hutjes is tevens de burgemeester. En hij is de
eigenaar van de ferry. Ook hier schijt de duivel op de grote hoop. We gaan even
naar onze eigen boot om wat spullen op te halen; het is nu hoog water, dus we
kunnen heen en weer met onze dinghy. De volgende dag willen we een tocht naar
het noordelijkste puntje van Noord Tarawa maken, maar dat haal je niet vanwege
het tij. Vandaar ons besluit om de nacht in het hutje van de burgemeester
(Harry) door te brengen en daar ook te dineren. Harry had beloofd een klamboe
op
te hangen en voor beddengoed te zorgen. Het was keurig in orde; schoon en
fris. De vrouw van Harry zorgde ’s avonds voor het diner. Eenvoudig, maar erg
lekker (Chicken or fish).
De keuken, de man op de voorgrond pompt water op uit een put via een soort van leiding |
Na het
ontbijt stond de 125CC motor uit China (dus voor kleine mensen gebouwd) voor
ons klaar.
Een auto is
niet logisch, waarschijnlijk ook niet beschikbaar. Ik zit achterop. En ben na
die tijd “shaken, not stirred”. Wat een kuilen! Maar ook, wat een prachtig
gebied!
We rijden
helemaal tot aan het noordelijkste puntje (de plaats “Naa”). Wat wel bijzonder
is, is dat je onderweg best veel winkeltjes tegenkomt, maar dat ze nergens
drinken verkopen. Ik zie een jonge man met een paar kokosnoten langs de kant
van de weg. Ik spreek hem aan en vertel dat ik ook graag een paar kokosnoten
wil. Nou, dat kan geregeld worden. We worden bij zijn schoonmoeder, in de hut
erachter, gestationeerd en hij klimt de boom in. Even later krijgen Heinze en
ik beide een kokosnoot. Ongelofelijk hoeveel vocht er in 1 zo’n noot zit! We
hoeven niet te betalen, maar we geven hem toch een paar dollar. Die worden
direct besteed in het winkeltje ernaast.
We weten dat
er in het noorden een monumentje is voor de gevallen japanners, tijdens WOII.
We zoeken er een poosje naar, maar kunnen het niet vinden. Op de terugweg zie
ik ineens een monumentje staan. Compleet met Japanse tekens. Goed weggestopt;
het monument voor de Amerikanen is in Betio. Maar ja, de japanners hadden
verloren, he.
Japans monument |
Wat ook
opvalt is dat je hier in Noord Tarawa ziet dat er Taro verbouwd wordt. Ik
geloof dat het hier in Tarawa een andere naam heeft, maar vanuit Samoa kennen
wij dit gewas als Taro. Je ziet langs de weg meerdere diepe kuilen, waarin Taro
staat. Taro staat graag met haar voetjes in het water.
Verder zie
je vele kleine dorpjes langs de kant van de weg. De mensen leven hier in
“extended family” met elkaar samen. Vele nederzettinkjes dus.
Terug in
Abaokoro zijn we stoffig en moe. Maar het was zeer de moeite waard! Heinze
koopt nog even wat bij het kleine winkeltje (inderdaad, ook van Harry).
Heinze doet inkopen |
Op
verschillende plekken hebben we ook gezien dat ze vis aan het drogen waren. Na
een paar uur in de zon is de vis gedroogd en kan hij bewaard worden.
Het
aantrekkelijke van Abaokoro is dat je over een vrij grote afstand, zo’n 15 tot
20km aaneengesloten kunt rijden. De eilandjes dichter bij Zuid Tarawa kun je
alleen met een bootje oversteken, of bij laag water doorwaden. De bouwmethode
van een aantal bruggetjes (maar ook bijvoorbeeld wallekanten en de kade) is ook
bijzonder: het opstapelen van cementzakken, die nat gemaakt worden.
We zijn weer
terug aan boord van NOK; moe, maar voldaan. Wat een leuke tocht!
We genieten
van de rust en van het uitzicht. Op een ochtend, nadat de ferry vertrokken is,
krijgen we bezoek langszij:
Deze honden
zwemmen een rondje om onze boot en gaan dan terug richting kust. Op een
zandbank verderop gaan ze hartverscheurend zitten janken. Waarschijnlijk is hun
baasje met de ferry mee en kwamen zij die zoeken. Afijn, na verloop van tijd
zijn ze toch terug gelopen naar de kust en zien we ze niet meer. . Wel zien we
regelmatig kano’s langskomen, die, als de wind gunstig is, een zeiltje hijsen.
Van echt landbouwplastic… Maar het werkt! En iedereen die langskomt roept:
“Mauri”; hallo. Zulke vriendelijke, lieve mensen.
Zaterdag 5
mei verlaten we Noord Tarawa en varen we terug naar Betio. Onderweg zie ik een
grote plons. Een grote vis? Even later spelen er 2 dolfijnen voor de boeg. Die
hadden we lang niet meer gezien! Het blijkt dat ze onderdeel uitmaken van een
grote groep. Op een gegeven moment zijn we omringd door een groep van ongeveer
50! dolfijnen. Wat een feest! Ze maken er ook een heel spektakel van. De
spinnen in de lucht, spelen voor de boeg, et cetera. Het is een andere soort dan
we kennen. Ze hebben een lange snuit, langer dan van de “bottlenose dolphin”.
En dan zijn
we weer in Betio. Het is fijn weer eens redelijk goed boodschappen te kunnen
doen. We kopen zelfs een prei. Ik had er eerst 2 gepakt, maar als blijkt dat
die samen 27 Australische dollar moesten kosten, leg ik er gauw 1 terug. Maar
lekker is hij wel!
En zo zijn
we na ruim 2,5 week aan het einde van onze tijd in Tarawa gekomen. We hebben
genoten! De rommel viel ons enorm mee, de mensen zijn echt enorm lief en vriendelijk,
de natuur is prachtig, maar de verkrijgbaarheid van groenten en fruit zeer
beperkt. Het schijnt dat de “outer atols” van de Kiribati nog mooier zijn dan
Tarawa. Doordat het atol heel ondiep is, is de zichtbaarheid in het water erg
beperkt. Dat schijnt in de outer atols beter te zijn.
Zonsondergang op Tarawa zoals je regelmatig ziet |
Wij
verheugen ons erop hier terug te komen, voor het volgende cycloonseizoen in de
Pacific. We hebben overwogen dat seizoen in Fiji door te brengen, maar zijn
daarop terug gekomen. Fiji werd in korte tijd, iets meer dan 1 week, 2 keer
geraakt door cyclonen. Dat lijkt ons niet relaxed, om daar dan te verblijven.
Zelfs als je zelf geheel ongedeerd blijft, heb je continu met de dreiging te
maken. Wij hebben besloten volgend cycloon seizoen eerst naar Tuvalu te gaan en
dan later naar de Kiribati. Of we dan nog doorvaren naar de Marshall Islands
weten we niet. We zien wel, plannen zijn er om gewijzigd te worden.
Nu gaan we,
naar verwachting, woensdag 9 mei 2018 vertrekken naar Fiji. Een reis van 1200NM
(2250km) in rechte lijn, waar we naar verwachting een dag of 14 over zullen
doen. 14 dagen lijkt lang maar we moeten door de ITCZ (doldrums) en de
SPCZ (een soort lokale doldrum boven
Fiji), bovendien is de koers naar Fiji 165 graden (zuid oostelijk) en heb je
bij Fiji een zuid oost passaat, opkruisen dus.
Vanuit Fiji
vliegen wij in juni naar Nederland, om bij de buluitreiking van onze dochter
Femke te kunnen zijn. Ons volgende blog zal dus wel een poosje op zich laten
wachten. Wellicht begin juni maar anders in augustus of zo. Maar dat zijn jullie wel
van ons gewend, haha.